In ons mussenbestand, met op het ogenblik 31 466 huismustellingen, kunnen de tellingen opgesplitst worden in:
Herhaaltellingen zijn uitermate belangrijk omdat ze ons iets kunnen zeggen over de evolutie van de huismusgroep. Fig.7 geeft een overzicht van zowel de eenmalige als de herhaaltellingen over de ganse periode en voor de verschillende mussencategorieën.
Het is dus duidelijk dat over de ganse periode, 2002 – 2021 (Fig8), het aantal eenmalige tellingen nog steeds overheerst. Ook in de eerste periode hield het merendeel van de deelnemers het bij een deelname (84%) (De Laet et al 2012).
Het belang van herhaaltellingen kan echter niet genoeg benadrukt worden. In het kader van een langetermijnonderzoek is het bijzonder relevant om de evolutie van de situatie op eenzelfde locatie over meerdere jaren op te volgen. Dit laat ons toe om meer informatie te halen uit de gegevens en meer fundamentele uitspraken te doen. Moge dit een warme oproep zijn aan voormalige tellers om – niet noodzakelijk elk jaar maar toch zeker regelmatig – hun steentje bij te dragen aan het onderzoek.
Fig. 9 geeft de evolutie van huismusgroepen op basis van herhaaltellingen over de periode 2002 – 2021 weer. Gelukkig bleef 40% van de huismusgroepen gelijk, 29% werd kleiner en 19% van de huismusgroepen werd groter. 12% van de herhaaltellingen gaf aan dat er nooit een huismus waargenomen werd.
Het is nu onze bedoeling om deze herhaalgegevens in een volgende stap in verband te brengen met omgevingsfactoren. Vooral bij nulmetingen kan het zijn dat omgevingsomstandigheden, die niet noodzakelijk negatief zijn, er toch voor verantwoordelijk zijn dat er geen huismussen kunnen voorkomen. Een bosomgeving is bijvoorbeeld geen geschikte omgeving voor huismussen. Deze omgeving is natuurlijk wel het biotoop van heel wat andere vogelsoorten. Bovendien zijn bossen zeer belangrijk om ons te beschermen tegen de heersende klimaatverandering.
Vanaf € 26 per jaar help je onze inheemse wilde soorten beschermen. En daar krijg je veel voor terug.
Steun ons