Deel 5 – Omgeving van de huismus

De huismus bestaat niet zonder haar leefomgeving. Het liefste vertoeft ze in de buurt van menselijke bewoning. Essentieel zijn de aanwezigheid van voedsel, beschutting en nestplaatsen.

Halfweg de telperiode werd voor de jaren 2012 en 2013 gepeild naar de aanwezigheid van een tuin voor elke telling. Dit kan een beeld scheppen van de woonomgeving van de huismus.

Figuur 10: Voorkomen van huismusgroepen <10 of > 10 op locaties met een tuin.

Daaruit blijkt dat 77% van de mensen met een tuin toch te maken had met groepen van minder dan 10 broedparen (Fig.10). 8% had helemaal geen mussen in de tuin. Mogelijks kwamen er geen mussen in de tuin voor omdat die te oud en bosrijk was. Slechts 15% had grotere groepen in de tuin.

Sinds 2015 werd ook naar de aanwezigheid van twee andere soorten, de koolmees en de merel, gepeild om meer informatie over de omgeving te bekomen (Fig. 11). We zien dat de koolmees (62%) het meest gemeld werd, gevolgd door de merel (52%) en daarna de huismussen (21%). Misschien kunnen we ervan uitgaan dat tuinen waar én koolmees én merel voorkomen minder geschikt zijn voor huismussen.

In bijna een derde van de tuinen (29%) komen de drie soorten samen en daarvan kunnen we voorzichtig stellen dat het vooral gaat om stadstuinen. Deze zijn wel degelijk belangrijk en moeten optimaal ingericht zijn om verschillende soorten te kunnen herbergen, dat wil zeggen: een mix aan groene, water- en menselijke elementen voor voedsel, veiligheid en nestplaatsen.

Figuur 12: Het voorkomen van huismus, koolmees en merel op basis van huismustellingen sinds 2015.

Lees verder

Lees de conclusiesTerug naar het overzicht

Word lid en steun ons

Vanaf € 26 per jaar help je onze inheemse wilde soorten beschermen. En daar krijg je veel voor terug.

Steun ons

Schrijf je in op onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte