9 mei 2025
Collega June Heene schreef samen met Dries Moeyaert van vzw Veldwerk een opiniestuk over de zorgwekkende toestand van de akkervogels in Vlaanderen. Het stuk werd op 9 mei gepubliceerd in De Standaard.
Een ochtend in de jaren zeventig. Aan de zijde van mijn grootvader loop ik over het erf, onder het levendige getjilp van ringmussen en het opgewonden gekwetter van zwaluwen. Hij wijst me op het jubelende gezang van de veldleeuwerik. Links en rechts stijgen er nog op, alsof ze antwoord geven. We volgen ze samen met onze blik terwijl ze zingend opstijgen en als een stipje verdwijnen in de diepblauwe lucht. Vanzelfsprekend. Dichtbij. Voor iedereen.
Vandaag wandel ik met mijn eigen kind langs Vlaamse akkers. De stilte is onheilspellend. Toch vinden we één veldleeuwerik. Eén. De rest is verdwenen. Voor jongere generaties zonder ‘vogelopa’ is het gezang van de leeuwerik een onbekend geluid geworden. Ken jij het kwinkeleren van de leeuwerik nog? Of herken je vooral de stilte?
Feit is: al van vóór 1970 daalt ons akkervogelbestand. Rond de eeuwwisseling waren we al zo’n 95% van de veldleeuwerikpopulatie in Vlaanderen verloren. We weten al langer dat het niet goed gaat met de vogels op het platteland en we weten vaak ook waarom. Het landbouwlandschap veranderde grondig. Akkers werden groter, houtkanten en onverharde veldwegen verdwenen. Monoculturen zoals maïs namen de plaats in van gevarieerde teelten, het areaal zomergraan en grasland werd kleiner, de nestgelegenheid nam af. Bestrijdingsmiddelen deden het aantal insecten dalen – net het voedsel voor jonge vogels. Tegelijk verdwenen braakliggende akkers, graanresten op graanstoppelvelden en onkruidzaden als belangrijke voedselbron in de winter. Zo wordt het landbouwland steeds minder gastvrij voor akker- en weidevogels. Het boerenland van mijn opa bestaat niet meer.
Het uitsterven van boerenlandvogels is veel meer dan een verlies van jeugdsentiment of het verdwijnen van één soort. Het is een waarschuwingssignaal dat het landbouwlandschap zijn ecologische draagkracht verliest. Boerenlandvogels fungeren als levende graadmeters voor de gezondheid van onze agro-ecosystemen. Niet toevallig gebruikt de Natuurherstelwet hun populatie als indicator voor de staat van het landschap. Zo kan het beleid zich onmiddellijk ook richten op het herstel van hun leefgebieden.
Plannen kwamen: de Europese Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, het Soortbeschermingsplan Akkervogels, … allen bedoeld om het tij ook van deze soorten te keren. Studies volgden, oplossingen kwamen op tafel… maar structureel herstel bleef uit. Tussen 2007 en 2024 daalde de boerenlandvogelindex zelfs nog met 25% (cijfers INBO).
(foto: Yves Adams)
Beste regering, de huidige inspanningen volstaan niet. Alleen ambitie keert het tij. De wet legt per lidstaat duidelijke doelen vast, maar in België wringt het op drie fronten. Om te beginnen plaatst Europa ons, om duistere redenen, in een ‘herstelklasse’ voor landen met ‘minder uitgedunde populaties’, waardoor we slechts 5 % meer boerenlandvogels moeten halen in 2030, 10 % in 2040 en 15 % in 2050. Iets betere cijfers uit Wallonië vertekenen mogelijk het beeld. Wat rest: een magere ambitie, zeker voor onze veldleeuwerik, na een verlies van 95%. Vervolgens mikken de herstelplannen op het niveau van 2013, toen boerenlandvogels al zwaar getroffen waren. Dit herstel zou slechts een fractie van de vogelrijkdom van de jaren zeventig betekenen. Dat is geen herstel. Dit is stilstand. Ten slotte ontbreekt de akkervogel bij uitstek, de grauwe gors, op de Vlaamse lijst — ondanks jarenlange opvolging, actieve bescherming en duidelijke herstelkansen . De grauwe gors, ooit alomtegenwoordig en uithangbord van een gezond open landschap, verdient net zoals in Wallonië een prominente plek in het Vlaamse natuurherstelplan.
De Natuurherstelwet laat expliciet ruimte voor regionale accenten. Vlaanderen verdient dus een aanpak die haar realiteit erkent. Daarom onze oproep: kies voor echte herstelambities, kies voor échte hersteldoelen op Vlaams niveau: +10% in 2030, +20% in 2040, +30% in 2050.
Is herstel mogelijk? Ja. Populaties kunnen verrassend snel herstellen zodra de basisvoorwaarden kloppen: voldoende voedsel, dekking en veilige nestgelegenheid. In het Vlaamse boerenland is er op elk van die vlakken werk aan de winkel. Het huidige beleid, gestoeld op vrijwillige en vrijblijvende samenwerking, loopt zichtbaar tegen zijn grenzen aan. Herstel blijft uit, zoals blijkt uit de ABV-cijfers van het INBO. Op z’n best wordt lokaal het verval even afgeremd. Willen we herstel, dan zijn duidelijke keuzes en structurele maatregelen nodig. Maatregelen die niet alleen de akkernatuur nieuw leven inblazen, maar landbouwers ook zekerheid, richting en erkenning geven. En vooral: oprechte waardering voor hun inzet voor biodiversiteit, los van tonnages en euro’s.
Minister van Omgeving en Landbouw Jo Brouns moet kiezen voor meer en beter, voor leven in het veld, voor de leeuwerik die weer zingt! Stel duidelijke doelen qua minimum areaal aan benodigde maatregelen, kies voor maximale inzet op kansrijke gebieden, kies voor een basiskwaliteit akkernatuur. Herstel kan — als we écht durven kiezen voor herstel. Want alleen dan ontstaat er een landschap waarin natuur en landbouw samen kunnen bloeien — een landschap dat leeft, produceert én kansen biedt aan onze leeuwerik.
Vogelpopulaties kunnen alleen groeien als er nog vogels zijn. De veldleeuwerik is in vele gebieden al verdwenen. De tijd dringt. Elk verlies is een signaal – een waarschuwing dat de fundamenten van ons ecosysteem wankelen. Waar insecten en vogels verdwijnen, verarmt de bodem, verdwijnt de natuurlijke plaagbestrijding of raakt het watersysteem uit balans. Zonder die ecologische samenhang komt ook onze voedselvoorziening in gevaar. Net waarvoor we ons vruchtbaar boerenland moeten koesteren.
Zonder herstel zwijgt dus niet alleen de leeuwerik.
Dit opiniestuk werd geschreven in samenwerking met Dries Moeyaert van vzw Veldwerk en gepubliceerd in De Standaard.